- Religie kan een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van vruchtbaarheidsgedrag. Sommige religies, zoals het katholicisme en de islam, moedigen hoge vruchtbaarheidscijfers aan en ontmoedigen het gebruik van anticonceptie.
2. Culturele normen:
- Culturele normen en waarden beïnvloeden het vruchtbaarheidsgedrag binnen een samenleving. In veel culturen wordt het krijgen van kinderen gezien als een symbool van sociale status, familie-erfenis en vervulling.
3. Sociaal-economische status:
- Sociaal-economische factoren hebben een aanzienlijke invloed op het vruchtbaarheidsgedrag. Hogere opleidingsniveaus, betere toegang tot gezondheidszorg en betere levensomstandigheden worden in verband gebracht met lagere vruchtbaarheidscijfers.
4. Kinderopvangondersteuning:
- De beschikbaarheid van kinderopvang, zoals grootouders, uitgebreide familie of betaalbare kinderopvangfaciliteiten, kan vruchtbaarheidsbeslissingen beïnvloeden. Adequate kinderopvangondersteuning kan het voor paren gemakkelijker maken om meer kinderen te krijgen.
5. Geslachtsnormen en -verwachtingen:
- Geslachtsrollen en -verwachtingen kunnen het vruchtbaarheidsgedrag beïnvloeden. In samenlevingen waar vrouwen primair verantwoordelijk zijn voor de kinderopvang en huishoudelijke taken, kunnen hun vruchtbaarheidscijfers lager zijn vanwege de beperkingen die het combineren van moederschap met andere rollen met zich meebrengt.
6. Gezondheids- en reproductief bewustzijn:
- Toegang tot reproductieve gezondheidsinformatie, anticonceptie en gezondheidszorg kan een aanzienlijke invloed hebben op het vruchtbaarheidsgedrag. Een gebrek aan kennis of beperkte toegang tot deze hulpbronnen kan leiden tot ongeplande zwangerschappen of suboptimale vruchtbaarheidsresultaten.
7. Vruchtbaarheidsvoorkeuren en -verlangens:
- Individuele voorkeuren en verlangens voor kinderen spelen een fundamentele rol in het vruchtbaarheidsgedrag. Sommige paren hebben misschien een sterk verlangen naar een groot gezin, terwijl anderen misschien de voorkeur geven aan een kleinere gezinsgrootte op basis van persoonlijke keuzes, financiële beperkingen of levensstijlfactoren.
8. Beleid voor gezinsplanning:
- Overheidsbeleid en -programma's met betrekking tot gezinsplanning kunnen het vruchtbaarheidsgedrag beïnvloeden. Beleid dat prikkels biedt voor kleinere gezinnen of steun voor anticonceptie kan bijvoorbeeld leiden tot een daling van de vruchtbaarheidscijfers.
9. Sterftecijfers:
- Sterftecijfers, vooral kindersterftecijfers, kunnen het vruchtbaarheidsgedrag beïnvloeden. Hoge sterftecijfers in het verleden hebben bijgedragen aan hogere vruchtbaarheidscijfers, omdat gezinnen probeerden het voortbestaan van voldoende kinderen te garanderen om hen op oudere leeftijd te onderhouden.
10. Veranderende sociale en economische omstandigheden:
- Vruchtbaarheidsgedrag is dynamisch en kan in de loop van de tijd veranderen als gevolg van verschuivingen in sociale en economische omstandigheden. Verstedelijking, een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en veranderende genderrollen kunnen allemaal de vruchtbaarheidspatronen beïnvloeden.