- Volgens deze theorie vindt optimale prestatie plaats bij een gematigd niveau van opwinding.
- Wanneer de opwinding te laag is, zijn we niet voldoende gemotiveerd of oplettend, en de prestaties lijden eronder.
- Omgekeerd, wanneer de opwinding te hoog is, worden we angstig, gestrest en impulsief, wat ook de prestaties schaadt.
Als je bijvoorbeeld een nieuwe vaardigheid probeert te leren, zoals gitaar spelen, zul je voldoende opgewonden moeten zijn om op te letten en je op de taak te concentreren. Als u echter te opgewonden raakt, kunt u angstig worden en fouten maken.
De opwindingstheorie is gebruikt om een verscheidenheid aan verschijnselen te verklaren, waaronder:
- Leren :Opwinding is noodzakelijk om te kunnen leren optreden. Wanneer de opwinding te laag is, wordt het leerproces belemmerd.
- Geheugen :Opwinding kan de vorming en het ophalen van herinneringen beïnvloeden.
- Prestaties :Opwinding beïnvloedt de prestaties bij een verscheidenheid aan taken, zowel fysiek als mentaal.
- Motivatie :Opwinding is noodzakelijk voor motivatie. Wanneer de opwinding te laag is, neemt de motivatie af.
- Let op :Opwinding is nodig voor aandacht. Wanneer de opwinding te laag is, wordt de aandacht verstoord.
- Emotie :Opwinding is een onderdeel van emotie. Wanneer de opwinding te hoog is, kunnen emoties overweldigend worden.