Volgens het utilitarisme wordt de morele waarde van een actie of beleid bepaald door de algehele gevolgen ervan en de hoeveelheid plezier of geluk die het oplevert voor alle betrokken individuen. Het doel is om het grootste goed of de grootste balans tussen plezier en pijn voor het grootste aantal mensen tot stand te brengen.
Handelingen worden als moreel juist beschouwd als ze de neiging hebben om het algehele geluk of welzijn van de samenleving te vergroten, terwijl daden die de neiging hebben om meer pijn of lijden te veroorzaken als moreel verkeerd worden beschouwd. Utilitarisme benadrukt de onpartijdige en gelijke afweging van de belangen en het welzijn van alle individuen, ongeacht hun persoonlijke kenmerken, sociale status of groepslidmaatschap.
Het basisprincipe van het utilitarisme, ook wel bekend als het ‘nutsprincipe’, is handelen op een manier die de grootste hoeveelheid algemeen goed of genot oplevert, terwijl de hoeveelheid schade of pijn wordt geminimaliseerd. Dit houdt in dat de gevolgen en gevolgen van een actie voor alle betrokken partijen zorgvuldig moeten worden beoordeeld en vergeleken om de morele waarde ervan te bepalen.
Critici van het utilitarisme beweren dat het tot moeilijke keuzes kan leiden als er tegenstrijdige belangen bij betrokken zijn en dat het individuele rechten of andere morele overwegingen zou kunnen negeren ten gunste van het grotere goed. Het kan ook met uitdagingen worden geconfronteerd bij het kwantificeren en vergelijken van verschillende vormen van plezier en pijn en bij het omgaan met situaties waarin de gevolgen van acties onzeker of moeilijk te voorspellen zijn.
Over het geheel genomen is de levenstheorie van het utilitarisme gecentreerd rond het nastreven van geluk en de vermindering van het lijden voor alle getroffen individuen, waarbij de nadruk wordt gelegd op de maximalisatie van het algehele welzijn en de onpartijdige afweging van belangen in de hele samenleving.