Reïncarnatie, ook bekend als transmigratie of wedergeboorte, is het geloof dat een ziel of geest na de dood een nieuw leven in een nieuw lichaam kan beginnen. Dit proces wordt vaak geassocieerd met het concept van karma, het geloof dat iemands daden in het ene leven de aard van het volgende leven zullen bepalen.
In het hindoeïsme is reïncarnatie een fundamentele overtuiging die geworteld is in het concept van samsara , de eindeloze cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte die wordt aangedreven door karma. Volgens het hindoeïstische geloof is de ziel eeuwig en onverwoestbaar en blijft ze reïncarneren totdat ze bevrijding (moksha) bereikt uit de cyclus van samsara.
Er wordt aangenomen dat het proces van reïncarnatie in het hindoeïsme wordt beheerst door de wet van karma, het natuurlijke principe van oorzaak en gevolg dat ervoor zorgt dat elke actie een overeenkomstige reactie heeft. De acties en daden (karma) van een individu in het ene leven bepalen de aard van het volgende leven dat hij of zij zal ervaren. Goede daden leiden tot gunstige omstandigheden in toekomstige levens, terwijl negatieve daden tot minder wenselijke resultaten leiden.
De ziel reïncarneert in een nieuwe levensvorm, afhankelijk van haar karmisch evenwicht. Het type levensvorm, mens of dier, wordt bepaald door de balans tussen goed en slecht karma. Mensen worden beschouwd als de hoogste levensvorm, en er wordt aangenomen dat na vele levens van het vergaren van positief karma, een ziel in een menselijk lichaam kan worden geboren om bevrijding na te streven.
Het uiteindelijke doel in het Hindoeïsme is het bereiken van moksha, bevrijding uit de cyclus van wedergeboorte. Moksha kan worden bereikt door spirituele oefeningen, zoals yoga, meditatie en toewijding, die leiden tot de zuivering van de ziel en de realisatie van het ware zelf. Wanneer de ziel wordt bevrijd van de gebondenheid aan karma en verlangens, versmelt ze met het goddelijke en bereikt ze eeuwige gelukzaligheid en bevrijding.