Er zijn verschillende soorten gedeeltelijke kleurenblindheid, die elk een specifiek type kleurenwaarneming beïnvloeden. Het meest voorkomende type gedeeltelijke kleurenblindheid is rood-groene kleurenblindheid, waarbij mensen moeite hebben onderscheid te maken tussen rode en groene kleuren. Andere vormen van gedeeltelijke kleurenblindheid zijn blauw-gele kleurenblindheid en volledige kleurenblindheid (achromatopsie), wat zeer zeldzaam is.
Gedeeltelijke kleurenblindheid is meestal een erfelijke aandoening, veroorzaakt door genetische variaties die de kegelcellen in het netvlies beïnvloeden, die verantwoordelijk zijn voor het kleurenzien. Het kan ook optreden als gevolg van bepaalde oogziekten, verwondingen of medicijnen.
Mensen met gedeeltelijke kleurenblindheid kunnen problemen ondervinden bij bepaalde taken, zoals het onderscheid maken tussen rijp en onrijp fruit, het lezen van kleurgecodeerde kaarten of grafieken, of het maken van onderscheid tussen verkeerslichten. De meeste mensen met gedeeltelijke kleurenblindheid kunnen zich echter aanpassen en leren omgaan met hun aandoening zonder noemenswaardige beperkingen in hun dagelijkse activiteiten.