Het geloof in heksen was tijdens de middeleeuwen wijdverspreid in heel Europa en werd zowel door de kerk als door de staat gesteund. De Kerk leerde dat heksen ketters waren die zich van God hadden afgekeerd en een pact met de duivel hadden gesloten. De staat zag heksen intussen als een bedreiging voor de sociale orde en stabiliteit.
Als gevolg van dit wijdverbreide geloof in heksen waren er in de middeleeuwen in heel Europa veel heksenjachten. Deze heksenjachten werden vaak geleid door de Kerk en resulteerden in de dood van duizenden mensen.
In sommige gevallen werden mensen ervan beschuldigd heksen te zijn, simpelweg omdat ze anders of ongebruikelijk waren. Een vrouw waarvan bekend was dat ze een genezer of kruidkundige was, kon er bijvoorbeeld van worden beschuldigd een heks te zijn. Op dezelfde manier kan iemand die met een fysieke misvorming is geboren, er ook van worden beschuldigd een heks te zijn.
De angst voor heksen was een krachtige kracht in de middeleeuwse samenleving en had een diepgaande invloed op de levens van veel mensen. Het was een tijd van groot bijgeloof en onwetendheid, en mensen waren er vaak snel bij om heksen de schuld te geven van alles wat er misging.