1. Hekserijwetten en de Malleus Maleficarum :
De Hekserijwet van 1604, ook wel bekend als de 'Wet tegen bezweringen, hekserij en omgaan met kwade geesten', werd aangenomen tijdens het bewind van koning James I. Deze wet definieerde hekserij als een misdaad waarop de doodstraf staat. De Malleus Maleficarum (Heksenhamer), een beroemde hekserijverhandeling gepubliceerd in de 15e eeuw, had in die tijd een aanzienlijke invloed op de interpretatie van hekserij in Engeland.
2. Heksenprocessen :
Engeland was in de 17e eeuw getuige van een reeks heksenprocessen, vooral in de oostelijke graafschappen Essex, Suffolk en Lancashire. Deze processen werden vaak geïnitieerd door beschuldigingen van buren, familieleden of personen met persoonlijke grieven. De processen waren gebaseerd op twijfelachtig bewijsmateriaal, waaronder spectraal bewijsmateriaal (beschuldigingen gebaseerd op dromen of visioenen).
3. De hekserijhysterie van 1645-1647 :
Een bijzonder intense periode van heksenprocessen vond plaats tussen 1645 en 1647, tijdens de Engelse Burgeroorlog. In deze periode, bekend als de ‘Grote Heksenjacht’, werden honderden individuen, voornamelijk vrouwen, beschuldigd en geëxecuteerd wegens hekserij. De burgerlijke onrust en religieuze verdeeldheid van die tijd droegen bij aan de toegenomen angst voor hekserij.
4. Bekentenissen van hekserij :
In veel gevallen bekenden personen die beschuldigd werden van hekserij hun vermeende misdaden onder druk van de autoriteiten, bedreigingen met marteling of psychologische manipulatie. Deze bekentenissen waren vaak onbetrouwbaar en werden tegengesproken door ander bewijsmateriaal.
5. Geslachtsvooroordelen :
Vrouwen waren in de 17e eeuw onevenredig vaak het doelwit van beschuldigingen en vervolgingen van hekserij. Dit kwam deels door de heersende overtuiging dat vrouwen gevoeliger waren voor de invloed van de duivel.
6. Scepticisme en rationeel denken :
Ondanks de intense vervolging waren er ook sceptici en rationele denkers die de geldigheid van beschuldigingen van hekserij in twijfel trokken. Sommige personen, waaronder artsen, advocaten en leden van de geestelijkheid, verzetten zich tegen het gebruik van spookachtig bewijsmateriaal en de willekeurige vervolging van vermeende heksen.
7. Daling van het geloof in hekserij :
Het geloof in hekserij nam in Engeland in de tweede helft van de 17e eeuw geleidelijk af, toen het wetenschappelijke denken en de rede aan belang begonnen te winnen. Het laatste heksenproces in Engeland vond plaats in 1682 en de Witchcraft Act van 1604 werd in 1951 ingetrokken.
Samenvattend beleefde Engeland in de 17e eeuw een periode van intense vervolging en vervolging van hekserij. Heksenprocessen waren wijdverbreid, aangewakkerd door religieuze overtuigingen, bijgeloof en politieke motivaties. De gendervooroordelen jegens vrouwen kwamen duidelijk naar voren in deze beschuldigingen, en veel onschuldige individuen leden onder de gevolgen van onbetrouwbaar bewijsmateriaal. Scepsis en rationeel denken leidden uiteindelijk echter tot de teloorgang van het geloof in hekserij en de intrekking van de Witchcraft Act in de daaropvolgende eeuwen.