Op een dag bezocht Elizabeth een arm gezin in Baltimore toen ze ontdekte dat ze in grote nood verkeerden. De ouders hadden al dagen niet gegeten en hun kinderen huilden van de honger. Elizabeth had geen geld om ze te geven, maar ze had wel een brood in haar mandje. Ze nam het brood, brak het in stukken en legde de stukjes brood op tafel.
Wonder boven wonder vermenigvuldigde het brood zich en er was genoeg brood om het hele gezin te voeden. De ouders en kinderen waren verbaasd en dankbaar, en zij bedankten Elizabeth voor haar vriendelijkheid.
Dit wonder is een bewijs van Elizabeths geloof en medeleven. Ze was bereid haar eigen voedsel te geven aan mensen in nood, en ze vertrouwde erop dat God voor haar zou zorgen. Haar geloof en medeleven werden beloond met een wonder.