In het Elizabethaanse tijdperk was het aantal heksenjachten aanzienlijk toegenomen, waarbij beschuldigingen en processen steeds gebruikelijker werden. In deze periode werden ook verschillende invloedrijke boeken over hekserij gepubliceerd, waaronder "Malleus Maleficarum" (1487), een handboek voor heksenjagers.
Heksen werden vaak geassocieerd met het kwaad en men geloofde dat ze de macht hadden om anderen schade te berokkenen door middel van spreuken of vloeken. Het was gebruikelijk dat mensen geloofden dat heksen konden vliegen, van vorm konden veranderen en het weer konden beheersen.
Beschuldigingen van hekserij kunnen ernstige gevolgen hebben voor degenen die beschuldigd worden. Processen werden vaak gehouden in lokale rechtbanken, en degenen die schuldig werden bevonden aan hekserij konden zware straffen krijgen, zoals gevangenisstraf, marteling of zelfs executie.
Het geloof in hekserij en magie bleef niet beperkt tot het gewone volk, en veel leden van het Elizabethaanse hof, waaronder koningin Elizabeth I zelf, waren ook in deze praktijken geïnteresseerd.
Er waren echter ook enkele sceptici die twijfelden aan het bestaan van hekserij en voerden aan dat veel beschuldigingen eerder op bijgeloof en angst dan op bewijs waren gebaseerd.
Het geloof in hekserij en de angst voor heksen namen in de loop van de tijd af, en uiteindelijk werden de wetten tegen hekserij ingetrokken en werden heksenjachten minder gebruikelijk.