De vervolging van heksen nam verschillende vormen aan, waaronder processen en executies. Hekserij werd beschouwd als een misdaad tegen zowel de kerk als de staat. Er werden processen gevoerd in een poging degenen die verdacht werden van het beoefenen van hekserij te identificeren en te straffen. Vaak waren deze processen gebaseerd op twijfelachtig bewijsmateriaal, zoals geruchten, geruchten of het veronderstelde vermogen om heksen te identificeren aan de hand van fysieke kenmerken.
Het meest beruchte voorbeeld van heksenjachten vond plaats in Salem, Massachusetts, in 1692. De heksenprocessen in Salem resulteerden in de executie van onschuldige individuen op basis van valse beschuldigingen van hekserij. Deze aflevering bracht brede aandacht voor het onrecht dat verband houdt met heksenvervolging.
Het geloof in heksen en hekserij begon tegen het einde van de 17e eeuw af te nemen. Wetenschappelijk scepticisme en kritisch denken daagden traditionele overtuigingen uit, wat leidde tot een geleidelijke verschuiving in de maatschappelijke houding. Uiteindelijk namen de hysterie en de vervolging rond heksen af, en werd het idee van hekserij steeds meer als bijgeloof gezien.