1. Animisme en polytheïsme :Neolithische mensen geloofden in het bestaan van geesten en godheden die verband hielden met de natuur, zoals goden en godinnen van de vruchtbaarheid, regen, donder en de zon. Ze beoefenden animisme en kenden spirituele eigenschappen toe aan natuurlijke objecten, dieren en planten.
2. Voorouderaanbidding :Voorouderverering werd prominent tijdens het Neolithicum. Mensen geloofden dat de geesten van hun overleden voorouders een cruciale rol speelden in hun dagelijks leven, en ze aanbaden en vereerden hen om geluk, bescherming en leiding te verzekeren.
3. Vruchtbaarheidsculten :Toen de landbouw centraal werd in het overleven, bloeiden vruchtbaarheidsrituelen en sekten. Mensen hielden ceremonies en voerden symbolische handelingen uit om de vruchtbaarheid van zowel mensen als gewassen te bevorderen.
4. Totemisme :Sommige samenlevingen ontwikkelden totemisme, waarbij een groep of clan zich identificeerde met een bepaald dier of een bepaalde plant, in de overtuiging dat dit hun beschermer of voorouder was.
5. Rituelen en ceremonies :Rituelen en ceremonies werden essentiële aspecten van neolithische samenlevingen. Deze praktijken waren bedoeld om goden te sussen, succesvolle oogsten te garanderen en belangrijke gebeurtenissen te markeren zoals geboorte, volwassen worden en dood.
6. Magie en hekserij :Het geloof in magie en hekserij was in deze tijd wijdverbreid. Mensen gebruikten spreuken, drankjes en talismannen om gebeurtenissen te beïnvloeden, ziekten te genezen en zichzelf tegen kwaad te beschermen.
7. Sjamanisme :Sjamanistische praktijken ontstonden als een middel om met de geestenwereld te communiceren. Men geloofde dat sjamanen over speciale krachten en capaciteiten beschikten die hen in staat stelden om met het bovennatuurlijke om te gaan en tussenbeide te komen namens hun gemeenschap.
8. Zon- en maanaanbidding :Hemellichamen, vooral de zon en de maan, waren vaak voorwerpen van aanbidding en verering. Mensen associeerden hen met krachtige krachten die hun leven en landbouwcycli beïnvloedden.
9. Opkomst van religieuze structuren :Naarmate samenlevingen beter georganiseerd werden, begonnen religieuze structuren zich te ontwikkelen. Tempels, heiligdommen en andere heilige ruimtes werden gebouwd voor rituelen, ceremonies en offers aan goden.
10. Begrafenispraktijken :Begrafenispraktijken evolueerden tijdens de Neolithische periode en weerspiegelden het geloof in het hiernamaals. Mensen hielden zich bezig met uitgebreide begrafenisrituelen, waaronder het verstrekken van grafgiften en voedsel voor de overledene voor gebruik in het hiernamaals.
Deze overtuigingen en praktijken vormden de basis van vroege religieuze en culturele tradities die de daaropvolgende beschavingen nog millennia lang bleven beïnvloeden en de menselijke spiritualiteit vorm bleven geven.