De term 'heks' werd voor het eerst gebruikt in de 14e eeuw om iemand te beschrijven die magie of tovenarij beoefent. In de middeleeuwen geloofden mensen dat heksen schadelijk waren voor de samenleving en gestraft moesten worden. Sommige mensen geloofden dat heksen een bondgenootschap hadden met de duivel, terwijl anderen geloofden dat ze gek waren.
Gemeenschappelijke activiteiten van middeleeuwse heksen
genezing: Van sommige heksen werd gezegd dat ze zieken konden genezen met magische spreuken en drankjes. Van anderen werd gezegd dat ze mensen schade konden berokkenen door magie te gebruiken.
Spelletjes uitspreken: Heksen werden vaak beschuldigd van het uitspreken van spreuken over mensen of dieren, waardoor ze ziek werden of zelfs stierven.
Vliegen: Heksen werden er ook van beschuldigd op bezemstelen te vliegen, wat een teken was van hun kwade krachten.
Sabbats bijwonen: Er werd gezegd dat heksen bijeenkomsten bijwoonden, genaamd Sabbats, waar ze de duivel aanbaden en andere slechte daden verrichtten.
Straf van heksen
Mensen die ervan werden beschuldigd heksen te zijn, werden vaak onderworpen aan martelingen en gevangenisstraffen. Als ze schuldig werden bevonden aan het beoefenen van hekserij, konden ze op de brandstapel worden verbrand. De vervolging van heksen bereikte zijn hoogtepunt in de 16e en 17e eeuw, maar ging in sommige gebieden door tot in de 18e eeuw.