Hoewel reïncarnatie in bepaalde culturen een wijdverbreid geloof is, is er geen empirisch bewijs dat het bestaan ervan ondersteunt of weerlegt. Om deze reden blijft het een kwestie van persoonlijk geloof en geloof. Wetenschappelijke studies over het fenomeen zijn uitdagend vanwege de inherente moeilijkheid om het bestaan van de ziel of de overdracht ervan tussen verschillende fysieke vormen objectief te meten en te bevestigen.
Sommige theorieën en anekdotisch bewijs suggereren de mogelijkheid van reïncarnatie, maar geen enkele is door de wetenschappelijke gemeenschap universeel aanvaard of doorslaggevend geacht. Voorbeelden zijn onder meer:
Bijna-doodervaringen (BDE's): Sommige mensen die een BDE hebben gehad tijdens levensbedreigende gebeurtenissen, maken melding van ervaringen die kunnen worden geïnterpreteerd als bewijs van reïncarnatie, zoals het tegenkomen van felle lichten, tunnels, overleden dierbaren of levensbeoordelingen. BDE’s kunnen echter ook worden toegeschreven aan natuurlijke fysiologische en psychologische reacties tijdens intense fysieke of emotionele stress.
Reïncarnatieonderzoek :Sommige onderzoekers, zoals Ian Stevenson en Jim Tucker, hebben gevallen van gemelde reïncarnatie onderzocht door kinderen te bestuderen die beweren details uit vorige levens te onthouden. Deze onderzoeken zijn echter gebaseerd op subjectieve verslagen en indirect bewijs, en ze missen het vermogen om de beweringen over reïncarnatie objectief te verifiëren.
Uiteindelijk blijft het bestaan van reïncarnatie een mysterie vanwege het gebrek aan substantieel wetenschappelijk bewijs dat dit ondersteunt of weerlegt. Of iemand in reïncarnatie gelooft, is een kwestie van persoonlijk geloof en begrip van de complexiteit van leven, dood en bewustzijn.