1. Bovennatuurlijke elementen :Bij mythen zijn vaak bovennatuurlijke elementen betrokken, zoals goden, godinnen of andere mythische wezens. Deze wezens kunnen speciale krachten of capaciteiten hebben die hen onderscheiden van mensen.
2. Helden :Mythen gaan vaak over heldhaftige figuren die op zoek gaan naar speurtochten of reizen om grote daden te verrichten. Deze helden kunnen van goddelijke afkomst zijn of gewone stervelingen die voor een speciaal doel zijn gekozen.
3. Schurken :Mythen omvatten vaak schurken of antagonisten die zich verzetten tegen de held of heldin. Deze schurken kunnen kwade goden, monsters of andere kwaadaardige krachten zijn.
4. Instelling :Mythen spelen zich vaak af in de oudheid of in een tijdloos, mythisch rijk. De setting kan een echte of denkbeeldige plek zijn, maar wordt vaak in levendige en fantastische termen beschreven.
5. Rituelen :Rituelen en ceremonies kunnen een belangrijke rol spelen in mythen. Deze rituelen kunnen worden uitgevoerd om de goden te eren, het kwaad af te weren of een gewenst resultaat te bereiken.
6. Symboliek :Mythen gebruiken vaak symbolen en symboliek om diepere betekenissen over te brengen. Objecten, acties en gebeurtenissen in mythen kunnen een symbolische betekenis hebben en abstracte ideeën of concepten vertegenwoordigen.
7. Culturele betekenis :Mythen weerspiegelen vaak de overtuigingen, waarden en tradities van de cultuur waarin ze zijn ontstaan. Ze kunnen dienen om natuurverschijnselen te verklaren, morele lessen te geven of inzichten te bieden in de menselijke natuur.
8. Mondelinge traditie :Mythen werden traditioneel mondeling van generatie op generatie doorgegeven. Deze mondelinge traditie maakte in de loop van de tijd variaties en interpretaties van dezelfde mythe mogelijk.