Na ernstig lijden te hebben ervaren en antwoorden te hebben gezocht, ging Siddhartha (later bekend als de Boeddha) verschillende aspecten van de hindoefilosofie uitdagen, waaronder de cyclus van wedergeboorte en het uiteindelijke doel van het bereiken van moksha (bevrijding). Hij zocht een alternatief pad om het lijden te overwinnen en verlichting te bereiken.
Door middel van verschillende spirituele praktijken, contemplaties en inzichten formuleerde Siddhartha de leringen die de basis van het boeddhisme zouden worden. In plaats van uitsluitend te vertrouwen op het concept van reïncarnatie, benadrukte hij de principes van de Vier Edele Waarheden, het Edele Achtvoudige Pad en het belang van opmerkzaamheid, mededogen en wijsheid bij het bereiken van bevrijding van lijden.
Hoewel het idee van reïncarnatie in het hindoeïsme de eerste inspiratie voor Siddhartha's zoektocht zou kunnen zijn geweest, waren het dus zijn transformerende ervaringen en inzichten die hem ertoe brachten de verschillende filosofische en religieuze leringen van het boeddhisme te vormen.