1. Gebrek aan wetenschappelijke kennis: Het begrip van de natuurlijke wereld tijdens de Renaissance was onvolledig en grotendeels gebaseerd op oude teksten en folklore. Dit bracht mensen ertoe het bestaan van wezens te aanvaarden die fantastisch of onmogelijk leken.
2. Religieuze overtuigingen: Veel religieuze teksten, waaronder de Bijbel, vermelden magische wezens zoals draken, eenhoorns en griffioenen. Dit gaf geloofwaardigheid aan het idee dat deze wezens bestonden.
3. Symboliek: Magische wezens werden vaak gebruikt om deugden, ondeugden en andere abstracte concepten weer te geven. Zo werd de eenhoorn gezien als een symbool van zuiverheid en kuisheid, terwijl de draak het kwaad en de chaos vertegenwoordigde.
4. Verkenning en ontdekking: De Renaissance was een periode van ontdekkingsreizen, en Europeanen maakten kennis met nieuwe en onbekende landen en culturen. Dit leidde tot verhalen en reportages van vreemde en exotische dieren, die soms als magische wezens werden geïnterpreteerd.
5. Kunst en literatuur: Magische wezens waren een veel voorkomend onderwerp in de kunst en literatuur uit de Renaissance. Ze voorzagen kunstenaars en schrijvers van een rijke bron van beeldtaal en inspiratie.
6. Goedgelovigheid: Mensen in de Renaissance waren over het algemeen lichtgeloviger en accepteerden het buitengewone en fantastische. Dit was een tijd waarin alchemie, astrologie en andere vormen van magie op grote schaal werden beoefend.
Het is belangrijk op te merken dat niet iedereen in de Renaissance in magische wezens geloofde. Sommige geleerden en intellectuelen waren sceptisch en beschouwden deze verhalen als louter bijgeloof. Het geloof in magische wezens was echter wijdverbreid en bleef tot ver in de 17e eeuw bestaan.