Zondag:
- Oud Engels:Sunnandæg
- Noors:Sunnudagr
- Betekenis:"zondag" of "dag van de zon."
Maandag:
- Oud Engels:Monandæg
- Noors:Mánadagr
- Betekenis:"Maandag" of "dag van de maan."
Dinsdag:
- Oud Engels:Tiwesdæg
- Noors:Týsdagr
- Betekenis:"Tyr's day." Tyr was de Noorse god van oorlog en recht.
Woensdag:
- Oud Engels:Wōdnesdæg
- Noors:Óðinsdagr
- Betekenis:"Odins dag." Odin was de Noorse god van wijsheid, magie en dood.
Donderdag:
- Oud Engels:Þūnresdæg
- Noors:Þórsdagr
- Betekenis:"Thor's dag." Thor was de Noorse god van de donder, bliksem en vruchtbaarheid.
Vrijdag:
- Oud Engels:Frīgedæg
- Noors:Frjádagr
- Betekenis:"Frigg's dag." Frigg was de Noorse godin van de liefde, het huwelijk en de vruchtbaarheid.
Zaterdag:
- Oud Engels:Sæternesdæg
- Noors:Laugardagr
- Betekenis:'baddag' of 'wasdag'. Er wordt aangenomen dat de naam verband houdt met de Noorse gewoonte om op zaterdag te baden.
Deze namen werden naar Engeland gebracht door de Angelsaksen, een Germaans volk dat Groot-Brittannië binnenviel in de 5e en 6e eeuw. De Angelsaksen namen de Noorse goden en de bijbehorende dagen van de week over, wat uiteindelijk de namen werden die we vandaag de dag gebruiken.
Interessant is dat de namen van de dagen van de week in andere Germaanse talen ook een verband vertonen met de Noorse mythologie, wat wijst op een gemeenschappelijk taalkundig en cultureel erfgoed.