Een andere theorie koppelt het bijgeloof aan de praktijk van scrying, of het gebruik van spiegels voor waarzeggerij en waarzeggerij. In sommige culturen geloofde men dat het breken van een spiegel het waarzeggerijproces kon verstoren en ongeluk kon brengen voor de persoon die de spiegel gebruikte.
De meest genoemde oorsprong van het zevenjarige ongeluksbijgeloof komt echter uit de Venetiaanse Renaissance in de 16e eeuw. Spiegels waren in die tijd duur en moeilijk te produceren. Het productieproces omvatte het coaten van glas met een dun laagje zilver, en als een spiegel kapot zou gaan, zou het jaren en een aanzienlijke investering kunnen duren om deze te vervangen. Daarom werd het breken van een spiegel in verband gebracht met financieel verlies en pech.
In de loop van de tijd evolueerde het bijgeloof en verspreidde het zich naar andere landen en culturen, waarbij het uiteindelijk het specifieke idee van zeven jaar pech kreeg.