De heksenprocessen in Salem waren tussen 1692 en 1693 een periode van intense vervolging van mensen die beschuldigd werden van hekserij in het koloniale Massachusetts. De processen werden gekenmerkt door hysterie en valse beschuldigingen en resulteerden in de executie van twintig onschuldige mensen.
Een van de meest opvallende aspecten van de Salem-processen is het feit dat ze werden uitgevoerd in naam van de gerechtigheid. De puriteinen die de processen voerden, geloofden dat ze handelden in overeenstemming met Gods wil en dat ze hun gemeenschap tegen kwaad beschermden. De processen zelf waren echter zeer onrechtvaardig en resulteerden in de dood van veel onschuldige mensen.
De paradox van de tragedie van Salem ligt in het feit dat de processen bedoeld waren om gerechtigheid te bevorderen, maar in plaats daarvan tot onrechtvaardigheid leidden. Deze paradox herinnert ons aan het belang van een eerlijk proces en de noodzaak om de rechten van de beschuldigde te beschermen, zelfs in tijden van grote angst en onzekerheid.