De zeemeerminnen worden beschreven als "Ik had een paar haveloze klauwen moeten zijn / die over de bodem van stille zeeën slenterden." Ze worden afgeschilderd als wezens die een wereld bewonen die zowel reëel als onwerkelijk is, een wereld die bestaat buiten de grenzen van de menselijke samenleving en conventies. Deze wereld is zowel aantrekkelijk als angstaanjagend voor Prufrock, die zich gevangen voelt in zijn eigen alledaagse bestaan.
De zeemeerminnen vertegenwoordigen ook Prufrocks verlangen om te ontsnappen aan de oppervlakkigheid en leegte van zijn sociale kring. Hij verlangt naar iets authentiekers en authentiekers, iets dat zijn ziel kan raken en hem een gevoel van doelgerichtheid kan geven.
Uiteindelijk vertegenwoordigen de zeemeerminnen het onbereikbare ideaal dat Prufrock in het hele gedicht zoekt. Ze belichamen zijn verlangen naar een leven dat gevuld is met schoonheid, passie en betekenis, een leven dat vrij is van de beperkingen van de samenleving en het zelf.