Het klassieke voorbeeld van invaginatie in de embryonale ontwikkeling is de vorming van de neurale buis van gewervelde dieren. Tijdens neurulatie vouwt het neurale ectoderm, het weefsel dat aanleiding geeft tot het zenuwstelsel, zich langs de middellijn naar binnen en vormt een holle buis die uiteindelijk het ruggenmerg en de hersenen van een dier zal worden. Dit proces van invaginatie wordt aangedreven door verschillende fysieke krachten, zoals celadhesie, veranderingen in celvorm en herschikkingen van het cytoskelet.
Invaginatie is ook betrokken bij de ontwikkeling van andere embryonale weefsels en organen, zoals de darmen en de longen, aangezien deze uit het embryo steken en buisvormige structuren vormen die uiteindelijk respectievelijk het spijsverteringskanaal en het ademhalingssysteem worden. Bovendien vindt invaginatie op microscopisch niveau plaats tijdens de celdeling, wanneer een celmembraan naar binnen vouwt om de cel in twee afzonderlijke compartimenten te verdelen, een proces dat bekend staat als cytokinese, waardoor twee verschillende dochtercellen ontstaan.
Bovendien speelt invaginatie een cruciale rol in de voedingsmechanismen van bepaalde organismen. Veel eencellige organismen, zoals amoeben, gebruiken invaginatie om hun prooi op te nemen. Het organisme omringt de beoogde maaltijd met een verlengstuk van zijn celmembraan, waardoor het voedseldeeltje in wezen in het binnenste van de cel wordt opgeslokt. Deze geïnternaliseerde voedselvacuole zorgt voor een efficiënte vertering van het ingenomen materiaal.
Onderzoekers en wetenschappers hebben invaginatie uitgebreid bestudeerd in de ontwikkelingsbiologie en de celbiologie, in een poging de ingewikkelde moleculaire en cellulaire mechanismen te ontrafelen die ten grondslag liggen aan deze processen. Het begrip van invaginatie is cruciaal bij het ontcijferen van de complexe aard van de embryonale ontwikkeling en bij het begrijpen hoe organismen hun functionele structuren en systemen verkrijgen.