In het gedicht beschrijft de spreker hoe hij door een vloek in een weerwolf wordt veranderd, en hoe hij vervolgens wordt gedwongen mensen te doden en te verslinden. Hij is zich bewust van de gruwel van zijn daden, maar hij kan zichzelf niet beheersen. Hij wordt gedreven door zijn onverzadigbare honger en zijn behoefte aan bloed, en hij kan deze verlangens niet weerstaan.
Het gedicht suggereert dat deze verlangens uiteindelijk zelfdestructief zijn. De weerwolf is een wezen van duisternis en geweld, en hij wordt gevreesd en gehaat door iedereen die hem tegenkomt. Hij kan geen vrede of geluk in zijn leven vinden en wordt uiteindelijk vernietigd door zijn eigen verlangens.
Het thema van het gedicht is een waarschuwend verhaal over de gevaren van het toegeven aan de donkerste impulsen. Het suggereert dat ongeremde verlangens tot vernietiging en ellende kunnen leiden, en dat het belangrijk is een manier te vinden om ze onder controle te houden.