Tijdens het eerste millennium vGT ontwikkelden de Chaldeeën een systeem van hemelobservatie, waarbij onder meer de ecliptica (het pad van de jaarlijkse beweging van de zon langs de hemel) werd verdeeld in twaalf gelijke delen, elk geassocieerd met een specifiek sterrenbeeld. Deze twaalf secties, bekend als sterrenbeelden, zijn vernoemd naar de prominente sterrenbeelden waarmee ze in lijn waren.
De Babyloniërs kenden symbolische betekenissen en kenmerken toe aan elk sterrenbeeld op basis van hun observaties van hemellichamen en hun waargenomen invloeden op menselijke aangelegenheden. Het door de Chaldeeën ontwikkelde dierenriemsysteem speelde een cruciale rol in hun astrologische praktijken, waarbij de posities en bewegingen van hemellichamen werden bestudeerd om voorspellingen te doen over gebeurtenissen en uitkomsten.
In de loop van de tijd werd het dierenriemsysteem overgenomen en verfijnd door andere beschavingen, waaronder de Grieken en Romeinen. De Griekse astronoom Claudius Ptolemaeus ontwikkelde het systeem verder en het werd uiteindelijk de basis voor de westerse astrologie, die zich over de hele wereld verspreidde.
Het is belangrijk op te merken dat het concept van sterrenbeelden en astrologie geen wetenschappelijke basis heeft en als een pseudowetenschap wordt beschouwd. De posities van sterren en hemellichamen hebben geen directe invloed op menselijk gedrag of gebeurtenissen.