Na haar dood in 1879, op 35-jarige leeftijd, werd het lichaam van Bernadette verschillende keren opgegraven voor onderzoek en bleek opmerkelijk goed bewaard gebleven. De huid was intact en flexibel, de gewrichten waren nog beweegbaar en de inwendige organen waren in goede staat. Dit fenomeen wordt toegeschreven aan ‘onvergankelijkheid’, wat in de katholieke kerk als een teken van heiligheid wordt beschouwd.